Augustijn Vermandere heeft een nieuwe plaat uit: “Ik heb een hekel aan mensen met een groot ego”

Augustijn Vermandere: “Ik ben ook maar onderdanig aan mijn talenten.” © Christophe De Muynck
Bert Vanden Berghe

Dat zijn naam er niet toe doet, zegt hij. Het liefst laat hij de nummers voor zich spreken. Na zes jaar en vijf albums voelt muzikant Augustijn Vermandere (48) zich steeds comfortabeler in zijn vel én op het podium. In zijn nieuwste en misschien wel meest persoonlijke plaat ‘en/of’ laat hij diep in zijn ziel kijken. Aan de vooravond van Vaderdag spraken we met hem over de impact van zijn vader Willem, valse bescheidenheid en ambitie. “Muziek maken, is begonnen als een soort zoektocht naar de rechtvaardiging van mijn bestaan.”

Moet ik het publiek geven wat het wil of mijn eigen goesting doen? Die vraag stelde Augustijn een hele tijd geleden aan zijn vader Willem, de onbetwiste koning van de kleinkunst en de peetvader van het West-Vlaamse levenslied. Die antwoordde met zijn welbekende nuchterheid dat het niet of moet zijn, maar en. Dat harde werken kop in kas, minzame glimlach is net als die nuchterheid en dat muzikaal verhalend talent nog iets dat de twee delen. Marketing, videoclips, de boekhouding… Augustijn doet zo goed als alles zelf. Voor de Oostendenaar is het leven altijd én/én. En slaan in zijn muziek en ook zalven. En eens goed vloeken als het leven wat kletsen uitdeelt en tegelijkertijd deuredoen. “Het album heeft langer geduurd dan gewoonlijk”, opent Augustijn eerlijk. “Vorig jaar besloot ik om alles even los te laten. Ik begon te experimenteren met klanken en synths, tot ik doorhad dat ik beter terug naar de basis ging. Ik moest even afdwalen om de goeie richting te vinden, maar ik heb er mij wel mee geamuseerd. Al voel ik ook wat druk, omdat de fans wel iets van mij verwachten.”

Toen je een paar jaar geleden in het West-Vlaams begon, zei je dat de helft van de zaal gevuld was met fans van je pa, maar dat is de laatste jaren gekeerd, valt mij op.

“Ik merk het ook, ja. Dat is heel geleidelijk en gestaag gegaan. Toen ik een tijdje geleden iets postte over mijn pa, reageerden er jonge gasten dat ze niet wisten dat mijn pa ook muziek maakte.” (glimlacht)

Je hebt een eigen stemgeluid en identiteit, maar toch zal in je voorstelling altijd wel ergens de term ‘zoon van’ rondsluimeren. Vervelend?

“Nee. Het hangt allemaal aan elkaar. Je kan dat niet los zien, ik bén ook de zoon van. Het zit in mijn DNA, in alles wat ik doe. Maar ja, ik vind het vooral tof als mensen mij leren kennen via mijn muziek.”

Kan je dat ook effectief loszien en erkentelijk zijn naar je eigen werk toe?

“Ja. Ik hoop dat de liedjes op zich staan. Ik ben ook maar onderdanig aan mijn talenten. Wat ik maak, is meer waard dan ikzelf. Ik wil het niet te esoterisch maken, maar ik ben ook maar een kanaal van mijn liedjes. De persoon daarrond is maar egocultuur. De muziek is de essentie. Al de rest is maar gedoe. Ik ben vooral content dat ik iets kan betekenen voor de mensen, en dat ik daar tijd, ruimte en energie voor heb. Ik ben heel dankbaar.”

“Voor dat eerbetoon in Dranouter vroeg ik aan mijn vader hoe hij daar naar keek, maar hij blijft daar liever van weg. Laat mijn liedjes maar voortleven, zei hij, dat is het grootste compliment.”
“Voor dat eerbetoon in Dranouter vroeg ik aan mijn vader hoe hij daar naar keek, maar hij blijft daar liever van weg. Laat mijn liedjes maar voortleven, zei hij, dat is het grootste compliment.” © Christophe De Muynck

En ook heel vaak te bescheiden. Deze cd en je agenda deze zomer komen er niet enkel door die naam op je paspoort…

“Blijkbaar. (lacht) Sorry, ik heb daar eerder al kritiek op gekregen.”

Iets zegt me dat je niet zo goed bent met complimenten.

“Ik zeg snel ‘dank u’ en probeer dat rap af te schuiven naar ‘het is maar muziek’. Ik heb een hekel aan mensen met een groot ego. Mijn zus heeft me ooit gezegd – toen ik iemand had geantwoord dat ik ‘ook wel een beetje piano speel’ – dat ik dat niet mocht doen. Ik begrijp sindsdien wel dat iemand daar ongemakkelijk kan van worden.”

Daar is er misschien nog groeimarge. Voel je dat je muzikaal op je plek zit?

“Ik voel me meer en meer op mijn gemak, tijdens het maken en tijdens het spelen.”

Heb je bepaalde ambities daarin?

“In het boeddhisme klinkt het dat ambitie de oorzaak is van alle ongeluk. Ambitie is iets willen dat je niet hebt, en als je daar de hele tijd op focust, dan word je ongelukkig. Maar het idee van groeien en het bereiken van nieuwe doelen, dat spreekt me wel aan. Maar dan vooral in mijn muziek. Mensen bereiken ook, want er zijn er nog altijd die mij niet kennen.”

In Oostende ondertussen wel. Klopt het dat je hier nu al 25 jaar woont?

“Sinds Nieuwjaar 2000, ja. Ik was aan het studeren, maar het lukte niet zo goed. Tijdens een gesprek met diezelfde zus vroeg ze wat ik zou doen als ik mocht kiezen. Ik antwoordde met muziek maken, zij reageerde met de vraag wat mij tegenhield? Dit was hier de vakantiewoning van mijn ouders die leeg stond. Ik richtte een studio in, en ben nooit meer weggegaan. Ik voel me soms nog een aangespoelde, maar de stad ligt me wel. Je hebt hier alles dichtbij. Op de buiten wonen, is niets voor mij. Ik ben niet zo mobiel door mijn zicht (door de ziekte retinoschisis ziet Augustijn minder dan 20 procent, red.), en ik mag niet met de auto rijden, dus zou ik zeker geïsoleerd raken. Nee, geef mij maar dan een stad met een ziel als deze. Dat de zee dichtbij is, maakt me wel gelukkig, ja. Of toch het idee van de zee. Dat daar een open ruimte is. Het voelt niet zo, euh, benepen zoals in Brussel of Gent. Ik vind dat wel een geruststellende gedachte.”

Augustijn doet alles zelf, van muziek maken tot promo voeren.
Augustijn doet alles zelf, van muziek maken tot promo voeren. © Christophe De Muynck

Vanuit welke intentie is muziek maken eigenlijk ontstaan? Opgepikt van thuis of eerder een soort bewijsdrang?

“Achteraf bekeken was het wel een soort geldingsdrang, een zoektocht naar rechtvaardiging van het bestaan. Ik weet niet of het genetisch is, maar ik ben wel katholiek opgevoed met het idee dat je iets moet doen met je talenten en bewijzen waarom je hier bent. Ik probeer dat los te laten. Want dat gevoel dat je iets wil achterlaten, is tegelijk ook heel dubbel want het is ook vergankelijk. Iets maken, is een soort dopamineshot, en als het uitgewerkt raakt, ga je naar het volgende. Ik ben me wel meer bewust van dat dopaminegehalte tijdens optredens. Dat geeft een rappere piek. Ik begrijp dat sommige artiesten verslaafd raken aan applaus. Gelukkig ben ik ook oud genoeg om dat niet meer na te jagen.”

Ben je nog altijd zoekende?

“Tuurlijk. Ik gebruik vaak de quote van Einstein, dat de zin van het leven zit in het geluk van een ander. Als je iets kan maken wat een ander gelukkig maakt, is er zingeving genoeg. (denkt na) Ik kan zaken wel steeds makkelijker plaatsen. Je kan je focussen op wat je niet hebt, en je daarin wentelen, maar je kijkt beter naar wat je wél hebt. Tuurlijk kan ik gefrustreerd raken door zaken als mijn zicht, maar ik wil me daar niet door laten leiden.”

Dat totaal gebrek aan ego is nog iets dat je deelt met je vader, veronderstel ik. Hij hechtte minstens even veel belang aan beeldhouwen, zoniet meer dan aan muziek maken.

“Hij had dat ook nodig, dat beeldhouwen. Misschien kwam er anders te veel druk bij kijken. Hij had geen last van een ego. Hij voelde zich enkel misschien wat miskend in zijn beeldhouwen.”

Een klein jaar geleden kondigde hij aan dat optreden te zwaar werd, met een golf van reacties en complimenten…

“Die de meesten maar krijgen als ze dood zijn, ja. (glimlacht) Of ik er van geschrokken ben? Ik keek vooral op tijdens het tribuut op Dranouter Festival, dat jong en oud daar stond. Jonge gasten die zijn muziek kenden van hun vader of grootvader, wat toonde wat voor impact hij had.”

Hoe kijk jij daarnaar?

“Het was het einde van een tijdperk voor veel mensen. Een carrière van 55 jaar… Veel mensen hebben altijd al geweten dat hij ergens optrad.”

“Vaderdag vieren? Dat hoeft niet zozeer. Ik vind het allemaal nogal commercieel.”
“Vaderdag vieren? Dat hoeft niet zozeer. Ik vind het allemaal nogal commercieel.” © Christophe De Muynck

In september is er nog een eerbetoon, met een straffe lijst muzikanten.

In een kwartier uitverkocht. Zot hé. Voor dat eerbetoon in Dranouter vroeg ik aan mijn vader hoe hij daar naar keek, maar hij blijft daar liever van weg. Laat mijn liedjes maar voortleven, zei hij, dat is het grootste compliment.”

Mag ik vragen hoe het met hem gaat?

“Goed. Wat trager allemaal. Hij raakt wat moeilijker uit zijn woorden. Hij is ook al 85 jaar. In het begin was het wat aanpassen, maar aan de andere kant trad hij ook al veel minder op. Ergens was het ook een opluchting. Hij moest zich elke keer weer opladen, en omdat hij er zo weinig speelde waren het ook telkens grotere optredens. Maar hij had lievere intiemere settings.”

Als je zo’n album maakt, is zijn mening dan belangrijk?

“Mijn moeder luistert altijd meteen en legt de plaat ook op, waardoor hij af en toe meeluistert. Maar hij is content met wat ik doe. Het is wel tof dat hij preus is.”

Als vader of als muzikant?

“Als vader. Hij spreekt dat wel niet zo snel uit. Hij was ook de man die veel meer kon zeggen via liedjes. Zo was er ooit een liedje nooit uitgebracht dat hij eens voorlas, waarin hij vroeg of hij wel genoeg aan mijn bed had gezeten toen ik ziek was. Dat soort zaken ging makkelijker via muziek.”

“Ik ben wel opgevoed in een heel veilige omgeving, en soms te weinig in de echte wereld. Pas toen ik in de twintig was, werd ik daarmee geconfronteerd.”
“Ik ben wel opgevoed in een heel veilige omgeving, en soms te weinig in de echte wereld. Pas toen ik in de twintig was, werd ik daarmee geconfronteerd.” © Christophe De Muynck

Kan jij dat makkelijker tegenover je zoon?

(denkt na) “Goh, wij zijn ook niet zo sentimenteel aangelegd. Ik wil er altijd zijn voor hem, zonder twijfel. Daar hebben we geen woorden voor nodig. Vaderdag vieren? Dat hoeft niet zozeer. Ik vind het allemaal nogal commercieel.”

Hoe kijkt je zoon naar je muziek?

“West-Vlaams spreekt hem niet zo aan, en ik ga er hem ook niet mee lastig vallen. Ik ben zelf ook opgegroeid met de muziek van mijn pa, maar dat was slechts een heel klein procent. De Beatles en The Police hadden meer invloed. Maar het laatste wat ik wil, is dat pushen. Hij leeft momenteel voor basketbal. Dat is ook goed.”

Zijn er levenslessen die je wil meegeven aan hem?

“Graag. Alles wat ik zelf heb geleerd. En vooral: dat je kan zeggen wat je wil, maar het is belangrijker wat je doét.”

Hij is 13. Zijn er zaken die jij graag had geweten op die leeftijd?

“Ik ben opgevoed in een heel veilige omgeving, en soms te weinig in de echte wereld. Pas toen ik in de twintig was, werd ik daarmee geconfronteerd. Maar ik heb een heel gelukkige jeugd gehad. Mijn ouders lieten mij doen wat ik wilde. Ik beschrijf het ook in Dun vel, een song over hooggevoeligheid. Dat ik graag wat dikker vel zou hebben.”

Dus die nuchtere blik is eerder een vorm van zelfbescherming?

“Absoluut. Als niets je raakt, moet je ook niets relativeren. Nieuws moet ik in kleine porties zien of het wordt te lastig. Maar ook andere dingen raken mij.”

Meer dan vroeger?

“Nee, maar ik geef er wel meer aan toe. Vroeger dacht ik dat je cool en stoer moest zijn, nu zeg ik het gewoon: ik kan daar niet tegen. Het is het lef om toe te geven dat je geen lef hebt. Ik merk dat het benoemen veel mensen aanspreekt. Als je mensen kan raken, en ze zeggen dat ze een bepaald nummer elke avond spelen voor hun zoontje of gespeeld hebben op een begrafenis… Qua zingeving kan dat wel tellen.”

En of!

Partner Content